Onderwijs deel 1.7

 

 

Foto van G.J. Smeenk, het hoofd van de School met de Bijbel zelf in de schoolbankToldijk Bronckhorst

 

 

Kleuteronderwijs

Kleuterscholen bestonden al in de middeleeuwen als ‘bewaarplaatsen’ voor kleine kinderen en kwamen vooral voor in de steden. In vroegere periodes werden ze vooral aangeduid als begijnenscholen. Kleuteronderwijs werd bijna altijd verzorgd door vrouwen. Het is lastig om sporen te vinden van dit soort schooltjes omdat ze vaak particulier waren en dit onderwijs lange tijd niet wettelijk was geregeld. Kleuteronderwijs werd wel vaker gesubsidieerd door stadsbesturen, kerken of gemeenten en hiervan zou u sporen terug kunnen vinden. Deze schooltjes functioneerden aanvankelijk vooral als opvang, maar in de loop der eeuwen werd er in steeds meer schooltjes aan kinderen het ABC en de basisbeginselen van het geloof bijgebracht. Meisjes kregen soms ook brei- en naailes. Hierdoor zag men het nut in van kleuteronderwijs en het imago ervan veranderde in de loop van de negentiende en aan het begin van de 20e eeuw. Het aantal kleuterscholen nam dan ook sterk toe. Ze werden steeds meer geïnstitutionaliseerd doordat steeds meer lagere overheden dit subsidieerden. Het idee kwam op dat de kleuterschool de algemene vorming moest verzorgen voorafgaand aan de lagere school. Gebruikte benamingen in bronnen kunnen zijn: bewaarschool, klein-kinderschool, matressenschool, fröbelschool of school voor voorbereidend onderwijs. Sommige schooltjes werden vernoemd naar wat ze de kinderen bijbrachten, zoals brei- en naaischooltjes. Vanaf 1956 was kleuteronderwijs wettelijk geregeld. Vanaf 1985 is dit onderwijs geïntegreerd in de basisschool. 

 

 

Naar boven